Actuele rechtspraak 1 maart 2018

Grensoverschrijdende werknemer. Verplichtstelling van toepassing op tijdelijk in Nederland werkende uitzendkrachten:

WERKNEMERS WERKEN GEWOONLIJK IN NEDERLAND. OP GROND VAN ART. 8 ROME I (EVO VERORDENING) IS NL RECHT, DUS VERPLICHTSTELLING BPF, VAN TOEPASSING. WERKGEVER ALLEEN PREMIEBETALINGSPLICHTIG VOOR WERKNEMERS BIJ HAAR IN DIENST EN NIET VOOR ANDERE WERKNEMERS VIA HAAR TEWERK GESTELD.
Het Hof komt tot dit oordeel omdat uit de arbeidsovereenkomsten blijkt dat de werkplek van de werknemers Nederland is en niet blijkt dat zij voorafgaand of aansluitend in een ander land werkzaam zouden zijn.
Het hof oordeelt dat uit de enkele omstandigheid dat Rimec Works en Rimec Empresa (nog) geen premies voor hun werknemers hebben afgedragen, nog niet zonder meer volgt dat sprake is van wanprestatie van deze vennootschappen jegens hun werknemers.
Hof Amsterdam 27 februari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1942

Informatie en ontvangst daarvan

HEEFT DE INFORMATIE OVER UITRUIL OP NAAR NP DE BELANGHEBBENDE BEREIKT? GEDEGEN ONDERBOUWING VAN BEWIJS VAN CORRECTE VERZENDING IS VOLDOENDE
Uit de overwegingen:
ABP heeft UPO’s in het geding gebracht en gesteld dat deze alle zijn voorzien van een barcode. ABP heeft daaromtrent uitvoerig uiteengezet hoe zij haar verzendprocedures met betrekking tot de (V)UPO’s heeft ingericht, dat die bedrijfsprocessen voldoen aan de regels die de jurisprudentie daar thans in het licht van art. 3:37 lid 3 BW aan stelt en dat, nu alle door [eiser] overgelegde (V)UPO’s een barcode bevatten, aangenomen moet worden dat deze onbelemmerd ter verzending zijn aangeboden en correct zijn verzonden.
[eiser] heeft hier tegen ingebracht dat dat de enkele mededelingen van ABP op het punt van verzending niet voldoende zijn om aan te nemen dat zij aan de regels zoals in de jurisprudentie nader zijn geformuleerd heeft voldaan.
Tussen partijen is niet in geschil dat op alle in het geding gebrachte (V)UPO’s het juiste adres van [naam echtgenote] is vermeld. Op grond van de invulling in de jurisprudentie van de regel van 3:37 lid 3 moet het er voor worden gehouden dat de (V)UPO’s namens ABP correct zijn verzonden en door [naam echtgenote] zijn ontvangen,
Rechtbank Limburg 21 februari 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:1638

Wijziging pensioenregeling: invoering eigen bijdrage werknemers. Geen zwaarwichtig belang. Relevantie instemming OR

GEEN ZWAARWICHTIG BELANG AANGETOOND BIJ INVOERING EIGEN PREMIEBIJDRAGE VOOR WERKNEMERS VAN 30%. OOK INSTEMMING VAN DE ONDERNEMINGSRAAD MAAKT DIT NIET ANDERS. DE WERKGEVER MOET OOK DAN AANTONEN DAT HIJ EEN ZWAARWICHTIG BELANG HEEFT
Uit de overwegingen:
– Uiteraard heeft [geïntimeerde] wel een belang bij kostenreductie, maar het moet in dit geval gaan om een zwaarwichtig belang. Uit de analyse blijkt niet in welke mate de besparing op de pensioenlasten van invloed is geweest op de besparing op de totale personeelskosten. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg aangevoerd dat het bij de pensioenlasten gaat om een kostenreductie van € 760.000. Dat is een fractie van de door [geïntimeerde] genoemde kostenbesparing op de personeelskosten (€ 3,7 miljoen).
– [geïntimeerde] heeft onvoldoende gemotiveerd uiteengezet dat haar pensioenregeling niet marktconform is. Zij heeft onvoldoende toegelicht wat voor pensioenregeling haar concurrenten hebben. Overigens dient voor een goede vergelijking het gehele pakket aan arbeidsvoorwaarden te worden betrokken in de vergelijking om te kunnen concluderen dat [geïntimeerde] (onevenredig) meer personeelskosten heeft dan haar concurrenten.
– dat instemming van de ondernemingsraad of overeenstemming met de ondernemingsraad geen directe doorwerking kan hebben in de individuele arbeidsovereenkomst
– dat de ondernemer bij een eenzijdig wijziging van een primaire arbeidsvoorwaarde zoals de onderhavigeonderhavige – de werkgever vraagt in dit geval in feite een loonoffer van de werknemers -, onverminderd moet aantonen dat daartoe een zwaarwichtig belang bestaat, zeker wanneer dat door een werknemer gemotiveerd wordt betwist. Het bestaan van zo’n belang volgt niet reeds enkel uit de instemming van de OR met de wijziging van de (primaire) arbeidsvoorwaarde.

Hof Den Bosch 20 februari 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:685