EIGEN WONING EN SPAARTEGOEDEN ZIJN GEEN PENSIOENVOORZIENING IN VERBAND AFTREK KOSTEN GEMAAKT VOOR BEHOUD VAN UITKERINGEN. GEEN ONGELIJKE BEHANDELING MET DEGENEN DIE PENSIOENVOORZIENING HEBBEN WANT GEEN GELIJK GEVAL. VERMOGENSRENDEMENTSHEFFING MAAKT IN 2011 GEEN INBREUK OP EIGENDOMSRECHT

Hof Arnhem-Leeuwarden 4 oktober 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:7882
Het Hof laat blijken dat de vermogensrendementsheffing wel in strijd met eigendomsbescherming kan komen door het volgende te overwegen:
Gelet op de ruime beoordelingsmarge die de wetgever op het terrein van het belastingrecht toekomt, is dit stelsel niet in strijd met artikel 1 van het EP. Dit stelsel zou slechts dan in strijd komen met artikel 1 van het EP indien zou komen vast te staan dat het destijds door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van vier percent voor particuliere beleggers niet meer haalbaar is en belastingplichtigen, mede gelet op het toepasselijke tarief, zouden worden geconfronteerd met een buitensporig zware last. Indien deze onhaalbaarheid duidelijk zou worden en de wetgever ervoor kiest uit te blijven gaan van een forfaitair rendement, mag van hem worden verlangd dat hij de regeling aanpast teneinde de beoogde benadering van de werkelijkheid te herstellen. Er is geen grond om te oordelen dat voor het jaar 2011 het destijds door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van vier percent voor particuliere beleggers niet meer haalbaar was.


EINDE UGM-UITKERING (UITKERING GEWEZEN MILITAIREN) BIJ 65 JAAR IS VERBODEN LEEFTIJDONDERSCHEID NU DOOR VERHOGING AOW LEEFTIJD NIET MEER WORDT VOORZIEN IN HET DOEL VAN HET GEVEN VAN EEN INKOMENSVERVANGENDE UITKERING EN ER SPRAKE IS VAN INBREUK OP VERWACHTINGEN

Rechtbank Den Haag 6 oktober 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:12030
Wet: art. 3 en 7 WBGL


SHELL NEDERLAND B.V. DISCRIMINEERT NIET OP GROND VAN LEEFTIJD DOOR VOOR PERSONEEL DAT NA 30 JUNI 2013 IN DIENST IS GETREDEN EEN NIEUWE PENSIOENREGELING IN TE VOEREN.

College voor de rechten van de mens, Oordeelnummer 2016-101

Datum: 03-10-2016

De oude regeling was een middelloonregeling. De nieuwe regeling een premieovereenkomst. Hoewel nieuwe indiensttreders vooral jonge werknemers zijn en er daarom sprake is van leeftijdonderscheid, is dat in dit geval gerechtvaardigd vanwege het doel om de rechten van de werknemers in de middelloonregeling te beschermen en omdat de premieovereenkomst ook een ruime pensioenregeling is.

                                                                                                Samenvatting Oordeel

Situatie

De Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) stelt dat de groep nieuwe medewerkers door Shell Nederland B.V. (hierna: Shell) wordt benadeeld ten opzichte van de groep werknemers die al in dienst waren. Voor de nieuwe medewerkers geldt een nieuwe pensioenregeling (‘beschikbarepremieregeling’), die vanwege de hogere risico’s op een lager pensioen een minder goede regeling is dan de pensioenregeling voor medewerkers van voor 30 juni 2013 (zij vallen onder een ‘middelloonregeling’). De FNV stelt verder dat de groep werknemers die na 30 juni 2013 in dienst is getreden met name bestaat uit jongere mensen, terwijl de groep werknemers die op 30 juni 2013 in dienst waren vooral bestaat uit oudere werknemers. De FNV vindt daarom dat Shell onderscheid op grond van leeftijd maakt. Shell stelt dat de beschikbarpremieregeling een goede regeling is, die tot dezelfde en mogelijk zelfs betere pensioenresultaten kan leiden dan de middelloonregeling. Volgens Shell is daarom geen sprake van een nadeel. Voor zover sprake is van onderscheid op grond van leeftijd, is Shell van mening dat hiervoor een objectieve rechtvaardiging bestaat.

Beoordeling

Bij een beschikbarepremieregeling, liggen de risico’s, die kunnen leiden tot een lager pensioen, bij de werknemers. Bij een middelloonregeling liggen die bij de werkgever. Daardoor is er bij de middelloonregeling een minimumgarantie op pensioen, die bij de beschikbarepremieregeling ontbreekt. Er is dan ook een nadeel voor de werknemers die na 30 juni 2013 in dienst zijn getreden. Aangenomen wordt dat de gemiddelde leeftijd van de benadeelde groep lager ligt dan die van de andere groep. Daarom is sprake van onderscheid op grond van leeftijd. Shell heeft de twee groepen werknemers verschillend behandeld, omdat zij aan de ene kant de rechten van het zittende personeel wilde respecteren, maar aan de andere kant ook pensioenregeling wilde die voor Shell minder risicovol was. Het College vindt dit legitieme doelen. Het College oordeelt dat niet is gebleken dat de doelen ook op een andere manier bereikt konden worden. Verder staat het verschil in behandeling in redelijke verhouding tot het doel. Er is aangetoond dat de beschikbarepremieregeling ondanks de daarbij behorende risico’s, een ruime pensioenregeling is. Het College oordeelt daarom dat het leeftijdsonderscheid objectief gerechtvaardigd is.

Oordeel

Shell Nederland B.V. maakt jegens haar werknemers die na 1 juli 2013 in dienst zijn getreden geen verboden onderscheid op grond van leeftijd.