Overheid moet met pensioenwetgeving voor ZZP’er komen

De sociale partners en de Sociaal Economische Raad (SER) hebben eerder deze maand al gesproken over hervormingen van de arbeidsmarkt, maar die onderhandelingen klapten. Over de pensioenhervormingen praten de bonden dus wel verder.

Lutjens: ‘Overheid moet met pensioenwetgeving komen voor zelfstandigen’ (radio bericht BNR) 

Erik Lutjens, hoogleraar pensioensrecht aan de VU, vindt het niet zo gek om grote stelselwijzigingen bij de sociale partners neer te leggen: ‘Je moet ze ook meekrijgen. Je wil geen keuze maken die de vakbonden tegen de haren in strijkt waardoor er alleen maar arbeidsonrust zou kunnen ontstaan.’

Moet de overheid niet toch de regie nemen? De groep zelfstandigen zijn geen werknemers dus op dat punt zou het volgens Lutjens wél goed zijn als de overheid het pensioenprobleem zou aanpakken. Er zou wetgeving moeten komen: ‘Om meer te faciliteren of af te dwingen dat ze pensioen gaan opbouwen.’

Bron: BNR

Besluit Fiscale behandeling beschikbare-premieregelingen en premie- en kapitaalovereenkomsten en nettopensioenregelingen

Besluit Fiscale behandeling beschikbare-premieregelingen en premie- en kapitaalovereenkomsten en nettopensioenregelingen in verband met verhoging van de pensioenleeftijd naar 68 jaar per 1 januari 2018

Besluit van 23 november 2017, nr. 2017-187605

Dit besluit is een actualisering van het besluit van 20 januari 2017, nr. 2017-7168 (Stcrt. 2017, 4421) in verband met de verhoging van de pensioenrichtleeftijd naar 68 jaar per 1 januari 2018. De opgenomen premiestaffels zijn aangepast aan het verhogen van de fiscale pensioenrichtleeftijd naar 68 jaar per 1 januari 2018.

Inhoud

Onderdeel 2 van dit besluit bevat een beschrijving van de soorten premieovereenkomsten die bij de behandeling van de Pensioenwet aan de orde zijn geweest. De onderdelen 3 en 5 behandelen de fiscale kwalificatie van die soorten premieovereenkomsten. Onderdeel 4 gaat over de kapitaalovereenkomsten. Voorts wijs ik in onderdeel 6 twee soorten afwijkende premieovereenkomsten aan als pensioenregeling. In onderdeel 7 is het overgangsrecht opgenomen voor pensioenregelingen met uitkeringen in beleggingseenheden. Onderdeel 8 van dit besluit bevat de beschrijving van nettopensioen als bedoeld in afdeling 5.3B van de Wet IB 2001. Onderdeel 9 bevat de inwerkingtreding van dit besluit. De voorwaarden en bijzonderheden die bij de aanwijzingen gelden zijn te vinden in de bijlagen bij dit besluit.

Alle berichten van PensioenWiki zijn openbaar toegankelijk en alle andere informatie is voor leden, lid worden kan via www.pensioenwiki.nl 

Waardeoverdracht klein pensioen en bij wijziging pensioenleeftijd

 

 

De Tweede Kamer heeft ingestemd met het wetsvoorstel over dit onderwerp en het is op 21 november 2017 bij de Eerste Kamer ingediend. Het treedt 1 januari 2019 in werking. Zie staatscourant van 13 december 2017.

 

Het wetsvoorstel regelt:

 

Vervallen hele kleine pensioenen bij einde deelneming (art. 55 lid 6 Pensioenwet)

 

Dit betreft het vervallen de pensioenaanspraken van een deelnemer bij beëindiging van de deelneming, indien op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum niet meer zal bedragen dan € 2,– per jaar.

 

Recht op afkoop klein ouderdomspensioen bij ingang (art. 66 Pensioenwet)

 

De pensioenuitvoerder heeft het recht om bij de ingang van het ouderdomspensioen een aanspraak op ouderdomspensioen en andere aanspraken ten behoeve van de gepensioneerde of zijn nabestaanden af te kopen, indien:

  1. de uitkering van het ouderdomspensioen op de ingangsdatum minder bedraagt dan € 467,89 per jaar; en
  2. de gepensioneerde geen bezwaar maakt tegen de afkoop indien de deelneming is geëindigd voor 1 januari 2007 of de gepensioneerde instemt met de afkoop indien de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2007.

De pensioenuitvoerder stelt de afkoopwaarde ter beschikking aan de gepensioneerde dan wel de gewezen deelnemer, met uitzondering van de afkoopwaarde van een bijzonder partnerpensioen, die ter beschikking wordt gesteld aan de gewezen partner.

De pensioenuitvoerder betaalt de uitkering op de dag dat de aanspraken of rechten vervallen in verband met de afkoop.

 

Recht op afkoop klein pensioen voor gewezen deelnemer (art. 66 Pensioenwet)

 

De pensioenuitvoerder heeft het recht om pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer af te kopen, indien:

  1. op basis van de tot het tijdstip van beëindiging van de deelneming opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum, getoetst per 1 januari van dat jaar, minder zal bedragen dan het in het eerste lid, onderdeel a, genoemde bedrag (zie hiervoor genoemd bij afkoop pensioen bij ingang);
  2. de gewezen deelnemer geen bezwaar maakt tegen de afkoop indien de deelneming is geëindigd voor 1 januari 2007 of de gewezen deelnemer instemt met de afkoop indien de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2007; en
  3. de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2018 en de pensioenuitvoerder na beëindiging van de deelneming ten minste vijf maal tevergeefs heeft gepoogd de overdrachtswaarde van de pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer over te dragen als bedoeld in artikel 70a en na de beëindiging van de deelneming of, indien de deelneming is geëindigd tussen 1 januari 2018 en 1 januari 2019, na 1 januari 2019, ten minste vijf jaar is verstreken.

 

Recht op waardeoverdracht klein ouderdomspensioen (art. 70a Pensioenwet)

De pensioenuitvoerder heeft het recht om na beëindiging van de deelneming de overdrachtswaarde van de pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer over te dragen indien:

  1. op basis van de opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum minder zal bedragen dan het op basis van artikel 66 bepaalde bedrag;
  2. de pensioenuitvoerder bij de toepassing van dit lid niet een lager maximum hanteert dan het in onderdeel a bedoelde bedrag;
  3. de opgebouwde aanspraak geen nettopensioen betreft; en
  4. de waardeoverdracht ertoe strekt het de gewezen deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever of de beroepspensioenregeling.

De ontvangende pensioenuitvoerder is verplicht de overdrachtswaarde aan te wenden ter verwerving van pensioenaanspraken voor de deelnemer.

De ontvangende pensioenuitvoerder waarborgt dat de actuariële waarde van de door de deelnemer te verwerven pensioenaanspraken ten minste gelijk is aan de op dezelfde grondslagen berekende waarde van de over te dragen pensioenaanspraken.

De overdragende en ontvangende pensioenuitvoerder brengen in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in rekening bij de gewezen deelnemer.

 

Waardeoverdracht bij wijziging pensioenleeftijd zonder instemming rechthebbende en zonder instemming DNB

Collectieve waardeoverdracht is mogelijk bij een wijziging van de pensioenregeling om de oude opgebouwde aanspraken daarmee onder de nieuwe regeling te brengen (invaren).  Het is een afwijking van het wijzigingsverbod van art. 20 Pensioenwet. Daarom geldt de eis van instemming van de rechthebbende, welke instemming door geen bezwaar te maken kan worden verkregen. Voor uitsluitend een aanpassing van de pensioenleeftijd aan een fiscale pensioenleeftijd regelt het wetsvoorstel dat geen instemming van de rechthebbende nodig is. Ook hoeft dan geen instemming van DNB verkregen te worden. Dit geldt uitsluitend indien de wijziging enkel een verhoging van de pensioenleeftijd betreft en de mogelijkheid bestaat deze weer te vervroegen. Indien tegelijk ander aspecten wijzigen of een verschuiving tussen pensioensoorten plaatsvindt, blijft instemming nodig.  Het wetsvoorstel regelt tevens dat het verzoek om collectieve waardeoverdracht niet alleen door de werkgever, maar ook door de sociale partners kan worden gedaan.

De tekst luidt dat de eis van instemming niet geldt wanneer de collectieve wijziging van de pensioenovereenkomsten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, inhoudt dat de pensioenaanspraken worden omgezet in pensioenaanspraken die zijn berekend op basis van een hogere pensioenrichtleeftijd en voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. de nieuwe pensioenrichtleeftijd betreft een pensioenrichtleeftijd als bedoeld in artikel 18a, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dit artikel op enig moment luidt of luidde;
  2. de pensioenregeling voorziet in de mogelijkheid de ingangsdatum van het pensioen te vervroegen naar de ingangsdatum voor de wijziging; en
  3. bij de vervroeging worden in de flexibiliseringfactoren naar de ingangsdatum van het pensioen voor de wijziging geen selectiefactoren in aanmerking genomen.

Alle berichten van PensioenWiki zijn openbaar toegankelijk en alle andere informatie is voor leden, lid worden kan via www.pensioenwiki.nl 

Pay roll en pensioen

 

Op 23 november 2017 is bij de Tweede Kamer het initiatiefwetsvoorstel ingediend dat tot doel heeft te bewerkstelligen dat voor arbeidskrachten die in het kader van payrolling ter beschikking zijn gesteld aan een opdrachtgever dezelfde arbeidsvoorwaarden gelden als voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de opdrachtgever waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt. Voor pensioen zal de eis gelden dat een ‘gelijkwaardige’ pensioenregeling geldt als in de sector voor overige werknemers.

 

Dit wordt vastgelegd in een wijziging van de wet Waadi.

Pay-roll werknemers nemen nu veelal deel in Stipp, soms in een ander verplicht bedrijfstakpensioenfonds. In het laatste geval hebben ze de gelijkwaardige pensioenregeling automatisch. Bij deelneming in Stipp zal dat vaak niet het geval zijn en is of bij Stipp, als Stipp dat gaat aanbieden, of elders een aanvullende pensioenregeling noodzakelijk, of zal vrijstelling van Stipp verkregen moeten worden om elders een gelijkwaardige pensioenregeling onder te brengen.

 

Zie tekst wetsvoorstel en memorie van toelichting

Update wet -en regelgeving

32 043 Toekomst pensioenstelsel – AFKOOP KLEIN PENSIOEN

Nr. 348 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

De volgende plannen zijn hierin vervat:

Regeling klein pensioen
Het is de bedoeling dat voor nieuwe kleine pensioenen het recht van pensioenuitvoerders vervalt om kleine pensioenen af te kopen. Hiervoor in de plaats komt het recht voor alle uitvoerders om – zonder tussenkomst van de gewezen deelnemer – kleine pensioenen over te dragen naar de nieuwe uitvoerder waar de deelnemer actief opbouwt. Voor een plicht voor uitvoerders om kleine pensioenen over te dragen naar een nieuwe uitvoerder, is thans geen noodzaak omdat er uitvoerders zijn die nu bewust geen afkoopbeleid voeren. In dat geval behouden die kleine pensioenen in hun administratie ook de pensioenbestemming. Een plicht tot waardeoverdracht zou voor deze uitvoerders tot onnodige extra kosten leiden.
Wel moeten alle uitvoerders inkomende waardeoverdrachten via dit systeem accepteren, om de kans op het vinden van een nieuwe uitvoerder zo groot mogelijk te maken. Uitvoerders die kiezen om mee te doen aan het systeem, mogen op vrijwillige basis ook reeds bestaande kleine pensioenen overdragen. Ik bezie thans of hier nog nadere voorwaarden aan verbonden moeten worden.
Hele kleine pensioenen
In mijn brief van 14 april heb ik ook aangekondigd te zullen bezien of hele kleine bedragen aan pensioenrechten simpel kunnen worden afgewikkeld. Pensioenuitvoerders in met name sectoren met veel kortlopende contracten moeten buitenproportioneel veel kosten maken voor het administreren van deze hele kleine pensioenen. Afkooppogingen van deze kleine pensioenen zijn vaak niet succesvol. De kosten van de administratie en afkooppogingen worden betaald door het hele collectief en staan naar mijn mening niet in verhouding tot het belang van de kleine pensioenaanspraak voor de individuele deelnemer. Het is daarom de bedoeling dat deze hele kleine rechten komen te vervallen. Het is de vraag waar het omslagpunt ligt. De gedachten gaan ernaar uit die grens voor premieovereenkomsten te stellen op een afkoopwaarde € 14,–, vergelijkbaar met de grens die de Belastingdienst hanteert om te veel betaalde loonbelasting niet terug te storten. Dit komt bij een uitkeringsovereenkomst neer op ongeveer een levenslange uitkering van € 2,– bruto per jaar. Het is de bedoeling dat deze regeling gaat gelden voor bestaande en nieuwe aanspraken waarbij nog moet worden bezien of dit voor alle pensioenuitvoerders kan gelden, of alleen voor die uitvoerders die deelnemen aan het systeem van automatische waardeoverdracht. Daarbij wordt thans ook nog gekeken naar de juridische vraagstukken van eigendom en gelijke behandeling.

34 606 Voorstel van wet van het lid Krol tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met het invoeren van een maatregel tot onder meer aanpassing van de disconteringsvoet waartegen pensioenfondsen hun pensioenverplichtingen moeten berekenen (Wet aanpassing disconteringsvoet)

De Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 126 wordt een lid toegevoegd, luidende:
· 4. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald bij welke veranderingen van de economische omstandigheden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, rekening wordt gehouden met een prudente inschatting van de lange termijn structurele renteniveaus bij de berekening van de technische voorzieningen, alsmede welk minimumrentepercentage dan wordt gehanteerd in afwijking van de beginselen, genoemd in het tweede lid, onderdelen a en c. De voordracht voor een krachtens dit lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overlegd.
B
Aan artikel 133a wordt een lid toegevoegd, luidende:
· 3. Indien uitvoering wordt gegeven aan artikel 126, vierde lid, wordt de beleidsdekkingsgraad buiten toepassing gesteld.
Uit de memorie van toelichting:

Het wetsvoorstel regelt de volgende onderwerpen:

a. tijdelijke afwijking van marktwaardering ingeval van gewijzigde economische omstandigheden door tijdelijke aanpassing van de disconteringsvoet; en
b. schrappen van de beleidsdekkingsgraad.
In de subparagrafen 4.1 en 4.2 worden deze onderwerpen toegelicht.

Initiatiefnemer wenst de mogelijkheid te creëren om tijdelijk af te wijken van marktwaardering in geval van gewijzigde economische omstandigheden door aanpassing van de disconteringsvoet. De IORP-richtlijn biedt daarvoor de ruimte. Deze pensioenrichtlijn schrijft voor dat de rente waarmee de verplichtingen worden vastgesteld prudent moet worden bepaald. Dat mag zowel op basis van een prudent verwacht rendement als op basis van marktrenten, zie artikel 15, vierde lid, onderdeel b, IORP-richtlijn (2003/41/EG).

Wetsvoorstel uitfasering pensioen in eigen beheer aanvaard in Tweede Kamer en ingediend bij Eerste Kamer
34 555 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale maatregelen inzake oudedagsvoorzieningen (Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen)

de inwerkingtreding is nog steeds bepaald op 1 januari 2017. Afkoop van pensioen in eigen beheer blijft nog mogelijk. Voor 1 april 2017 moet een keuze zijn gemaakt door de dga.

Breaking news: achterstallige pensioenpremies gaan over op verkrijger bij overgang onderneming

Achterstallige pensioenpremies gaan over op verkrijger bij overgang onderneming

Breaking news. Achterstallige pensioenpremies gaan bij de overgang van een onderneming over op de verkrijger van de onderneming voor zover het de nog in dienst zijnde werknemers betreft. Dat besliste de Hoge Raad in een uitspraak van vandaag 14 oktober. Hiermee bevestigde de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het Gerechtshof. Ook oordeelde de Hoge Raad dat het bedrijfstakpensioenfonds de premies bij de verkrijgende werkgever kan vorderen. Nadere toelichting volgt.