INWERKINGTREDING NIEUWE REGELS WAARDEOVERDRACHT PER 1 MAART 2018

 

De wet waardeoverdracht klein pensioen regelt onder meer het recht op waardeoverdracht van een klein ouderdomspensioen. Het besluit van 5 februari 2018, Stb. 27 regelt gedeeltelijke inwerkingtreding per 1 maart 2018 en voor het overige inwerkingtreding per 1 januari 2019 . Per 1 maart treden in werking de artikelen betreffende:
– het van toepassing verklaring van de regels over waardeoverdracht op het overeenkomst de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding geconverteerde pensioen voor de ex-echtgenoot na scheiding;
– de mogelijk tot verschuiven van de pensioenleeftijd in het kader van waardeoverdracht zonder instemming van de rechthebbende;
– de aanpassing van de regels over internationale waardeoverdracht.
De regels over onder meer waardeoverdracht van een klein pensioen treden 1 januari 2019 in werking.

Wet waardeoverdracht klein pensioen gaat in per 1 januari 2019 en delen per 1 maart 2018

Volgens het besluit van 5 februari 2018 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding gaan de bepalingen mbt waardeoverdracht klein pensioen net verval van heel klein pensioen in op 1 januari 2019.

Op 1 maart a.s. gaan andere onderdelen van het wetsvoorstel in waaronder:

  • Het vervallen individueel bezwaarrecht bij verhoging pensioenrichtleeftijd;
  • Internationale waardeoverdracht en
  • Pensioenverevening bij scheiding.

Wetsvoorstel waardeoverdracht klein pensioen

Het doel van het wetsvoorstel is een automatische waardeoverdracht mogelijk te maken van een klein pensioen van een gewezen deelnemer naar zijn of haar nieuwe pensioenuitvoerder. Zo kunnen kleine pensioenen gebundeld worden tot een pensioen van grotere omvang.

De pensioenuitvoerder waar een gewezen deelnemer een klein pensioen heeft, mag de waarde daarvan eenzijdig overdragen naar de nieuwe pensioenuitvoerder van deze deelnemer. De nieuwe pensioenuitvoerder moet deze waardeoverdracht accepteren.

 

Waardeoverdracht klein pensioen en bij wijziging pensioenleeftijd

 

 

De Tweede Kamer heeft ingestemd met het wetsvoorstel over dit onderwerp en het is op 21 november 2017 bij de Eerste Kamer ingediend. Het treedt 1 januari 2019 in werking. Zie staatscourant van 13 december 2017.

 

Het wetsvoorstel regelt:

 

Vervallen hele kleine pensioenen bij einde deelneming (art. 55 lid 6 Pensioenwet)

 

Dit betreft het vervallen de pensioenaanspraken van een deelnemer bij beëindiging van de deelneming, indien op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum niet meer zal bedragen dan € 2,– per jaar.

 

Recht op afkoop klein ouderdomspensioen bij ingang (art. 66 Pensioenwet)

 

De pensioenuitvoerder heeft het recht om bij de ingang van het ouderdomspensioen een aanspraak op ouderdomspensioen en andere aanspraken ten behoeve van de gepensioneerde of zijn nabestaanden af te kopen, indien:

  1. de uitkering van het ouderdomspensioen op de ingangsdatum minder bedraagt dan € 467,89 per jaar; en
  2. de gepensioneerde geen bezwaar maakt tegen de afkoop indien de deelneming is geëindigd voor 1 januari 2007 of de gepensioneerde instemt met de afkoop indien de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2007.

De pensioenuitvoerder stelt de afkoopwaarde ter beschikking aan de gepensioneerde dan wel de gewezen deelnemer, met uitzondering van de afkoopwaarde van een bijzonder partnerpensioen, die ter beschikking wordt gesteld aan de gewezen partner.

De pensioenuitvoerder betaalt de uitkering op de dag dat de aanspraken of rechten vervallen in verband met de afkoop.

 

Recht op afkoop klein pensioen voor gewezen deelnemer (art. 66 Pensioenwet)

 

De pensioenuitvoerder heeft het recht om pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer af te kopen, indien:

  1. op basis van de tot het tijdstip van beëindiging van de deelneming opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum, getoetst per 1 januari van dat jaar, minder zal bedragen dan het in het eerste lid, onderdeel a, genoemde bedrag (zie hiervoor genoemd bij afkoop pensioen bij ingang);
  2. de gewezen deelnemer geen bezwaar maakt tegen de afkoop indien de deelneming is geëindigd voor 1 januari 2007 of de gewezen deelnemer instemt met de afkoop indien de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2007; en
  3. de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2018 en de pensioenuitvoerder na beëindiging van de deelneming ten minste vijf maal tevergeefs heeft gepoogd de overdrachtswaarde van de pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer over te dragen als bedoeld in artikel 70a en na de beëindiging van de deelneming of, indien de deelneming is geëindigd tussen 1 januari 2018 en 1 januari 2019, na 1 januari 2019, ten minste vijf jaar is verstreken.

 

Recht op waardeoverdracht klein ouderdomspensioen (art. 70a Pensioenwet)

De pensioenuitvoerder heeft het recht om na beëindiging van de deelneming de overdrachtswaarde van de pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer over te dragen indien:

  1. op basis van de opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum minder zal bedragen dan het op basis van artikel 66 bepaalde bedrag;
  2. de pensioenuitvoerder bij de toepassing van dit lid niet een lager maximum hanteert dan het in onderdeel a bedoelde bedrag;
  3. de opgebouwde aanspraak geen nettopensioen betreft; en
  4. de waardeoverdracht ertoe strekt het de gewezen deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever of de beroepspensioenregeling.

De ontvangende pensioenuitvoerder is verplicht de overdrachtswaarde aan te wenden ter verwerving van pensioenaanspraken voor de deelnemer.

De ontvangende pensioenuitvoerder waarborgt dat de actuariële waarde van de door de deelnemer te verwerven pensioenaanspraken ten minste gelijk is aan de op dezelfde grondslagen berekende waarde van de over te dragen pensioenaanspraken.

De overdragende en ontvangende pensioenuitvoerder brengen in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in rekening bij de gewezen deelnemer.

 

Waardeoverdracht bij wijziging pensioenleeftijd zonder instemming rechthebbende en zonder instemming DNB

Collectieve waardeoverdracht is mogelijk bij een wijziging van de pensioenregeling om de oude opgebouwde aanspraken daarmee onder de nieuwe regeling te brengen (invaren).  Het is een afwijking van het wijzigingsverbod van art. 20 Pensioenwet. Daarom geldt de eis van instemming van de rechthebbende, welke instemming door geen bezwaar te maken kan worden verkregen. Voor uitsluitend een aanpassing van de pensioenleeftijd aan een fiscale pensioenleeftijd regelt het wetsvoorstel dat geen instemming van de rechthebbende nodig is. Ook hoeft dan geen instemming van DNB verkregen te worden. Dit geldt uitsluitend indien de wijziging enkel een verhoging van de pensioenleeftijd betreft en de mogelijkheid bestaat deze weer te vervroegen. Indien tegelijk ander aspecten wijzigen of een verschuiving tussen pensioensoorten plaatsvindt, blijft instemming nodig.  Het wetsvoorstel regelt tevens dat het verzoek om collectieve waardeoverdracht niet alleen door de werkgever, maar ook door de sociale partners kan worden gedaan.

De tekst luidt dat de eis van instemming niet geldt wanneer de collectieve wijziging van de pensioenovereenkomsten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, inhoudt dat de pensioenaanspraken worden omgezet in pensioenaanspraken die zijn berekend op basis van een hogere pensioenrichtleeftijd en voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. de nieuwe pensioenrichtleeftijd betreft een pensioenrichtleeftijd als bedoeld in artikel 18a, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dit artikel op enig moment luidt of luidde;
  2. de pensioenregeling voorziet in de mogelijkheid de ingangsdatum van het pensioen te vervroegen naar de ingangsdatum voor de wijziging; en
  3. bij de vervroeging worden in de flexibiliseringfactoren naar de ingangsdatum van het pensioen voor de wijziging geen selectiefactoren in aanmerking genomen.

Alle berichten van PensioenWiki zijn openbaar toegankelijk en alle andere informatie is voor leden, lid worden kan via www.pensioenwiki.nl 

Rekenrente krabbelt op

Rekenrente krabbelt op

De beëindiging van de oude uitvoeringsovereenkomst tussen werkgever en verzekeraar kan aanleiding geven tot wijziging van de eerder overeengekomen pensioenregeling. Bijvoorbeeld voor de overstap van een middelloon- naar een premieregeling. Dat de karakterverschillen tussen deze regelingen niet gering zijn hoef ik u niet uit te leggen. Kort gezegd liggen bij de één alle risico’s bij de verzekeraar/werkgever waar deze bij de zuivere premieovereenkomst allemaal bij de werknemers komen te liggen. Komt nog bij dat niet altijd een passende kostprijs- of marktrentestaffel wordt aangeboden waardoor naast de risicoverschuiving tevens de regeling wordt versoberd. Vaak ingegeven vanuit een kostentechnisch standpunt.

De rekenrente is op dit moment een stuk hoger dan 6 tot 12 maanden geleden. Als er alleen op dat moment is gekeken naar de vaak forse premiestijging kan het op dit moment wel eens meevallen en hoeft de werkgever qua arbeidsvoorwaarden minder drastische maatregelen proberen overeen te komen. Als dat al lukt. Houd dus tijdens het proces de rente in de gaten. Een overstap naar een premieovereenkomst of naar een andere uitvoerder, een APF is inmiddels misschien geen alternatief meer. Het voortzetten van de huidige middelloonregeling met eventueel een overeen te komen hogere eigen bijdrage aan de kant van de werknemers is wellicht ook vanuit kostentechnisch oogpunt bezien een reële optie.

Dirk-Jan Plate
Pensioenconsultant CPC

Waardeoverdracht en de nieuwe pensioenregeling is onderverdeeld in meerdere pensioenkarakters

Stel een werknemer gaat na 1-1-2015 een nieuw dienstverband inclusief pensioenovereenkomst aan. Het verzoek om een waardeoverdrachtofferte is niet meer aan een termijn gebonden. Dat geeft mogelijkheden om alle oude premievrije aanspraken eens goed te bestuderen. Per premievrije aanspraak kan er een weloverwogen keuze worden gemaakt. Een toegevoegde waarde kan zich voor dit pensioenvraagstuk voordoen als het nieuwe pensioenaanbod is onderverdeeld in twee of meer regelingen met verschillende pensioenkarakters. Bijvoorbeeld een middelloonregeling ondergebracht bij een pensioenfonds tot een inkomen van € 50.000. Daarboven een excedentregeling in de vorm van een premieovereenkomst ondergebracht bij een premiepensioeninstelling.

Voor een eventuele waardeoverdracht heeft de deelnemer nu meer mogelijkheden tot zijn beschikking:

· Oude premievrije aanspraken die zijn belegd zouden kunnen worden overgeheveld naar de premiepensioeninstelling.
· De middelloonaanspraken ondergebracht bij een verzekeraar (welke een voorwaardelijke toeslagregeling kent voor gewezen deelnemers) zouden kunnen worden overgedragen naar de middelloonregeling van het ontvangende pensioenfonds. Of niet, want een pensioenfonds kan korten, aan de andere kant is er misschien wel een kans op toeslag. Hoe is de dekkingsgraad van het fonds op dit moment en hoe was zij in de afgelopen jaren? Wat zijn de verwachtingen naar de toekomst toe?
· De uitkeringsovereenkomsten die bij een pensioenfonds staan kunnen over worden gedragen naar het andere pensioenfonds of naar de premiepensioeninstelling? Deze vraagstelling verdient een nadere toelichting:

Er staan twee premievrije aanspraken bij een bedrijfspensioenfonds. Het betreft een kleine en een relatief grote pensioenaanspraak. De overdrachtswaarde vertaald in een beleggingswaarde i.p.v. in een extra pensioenaanspraak valt in positieve zin mee. Maar pas op; weegt het kortingsrisico van het pensioenfonds op tegen de risico’s van een zuivere premieovereenkomst ondergebracht bij de premiepensioeninstelling? Daar heb je weer te maken met de beleggingsrendementen tijdens de opbouwperiode, de marktrente op pensioendatum, sterftekansen etc. Voor de grotere pensioenaanspraak durft de klant en adviseur de andere risico’s niet aan. Wel een waardeoverdracht maar dan naar het pensioenfonds van de ontvangende pensioenuitvoerder (een zogenaamde waardeoverdracht naar de basisregeling). De kleinere premievrije aanspraak gaat naar de premiepensioeninstelling. Zo wordt het maatwerk en valt er echt wat te kiezen. Toevoegingen, andere waardeoverdrachtervaringen (niet over werkgeverbijbetalingsverplichtingen), ik verneem ze graag.

Dirk-Jan Plate
Pensioenconsultant CPC