Berichten

Actuele rechtspraak 4 juli 2017

VERZOEK TOT GROEPSGEWIJZE WAARDEOVERDRACHT ZODANIG LAAT DAT NIET VOOR 1.1.2008 AFGEHANDELD. GEEN ONZORGVULDIG HANDELEN PENSIOENFONDS.

Overeenkomst tot afhandeling op grond van tarieven 2008 niet aannemelijk geworden
HOF Den Bosch 4 juli 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3060
Wet: 75 lid 2 Pensioenwet

BESTUURDERSAANSPRAKELIJKHEID VOOR PREMIES OP GROND VAN ART. 23 WET BPF 2000.

Diverse juridische vragen ter uitwerking gesteld. 1: of melding had moeten plaatsvinden hoewel nog geen premienota opgelegd. 2: de reikwijdte van art. 23 lid 9
Hof Den Haag 4 juli 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1760
Wet: art. 23 Wet Bpf 2000

 

Actuele rechtspraak 9 mei 2017: premievordering verplicht bpf verjaart 5 jaar na opeisbaarheid

PREMIEVORDERING VERPLICHT BPF VERJAART 5 JAAR NA OPEISBAARHEID. HET UITVOERINGSREGLEMENT CONSTITUEERT HET MOMENT VAN OPEISBAARHEID DOOR HET TIJDSTIP VAN NAKOMING VAN DE BETALINGSVERPLICHTING TE BENOEMEN. Hof verwerpt het verweer dat de vordering opeisbaar was vanaf het moment dat de werkgever onder de verplichtstelling viel. Aan het vorenstaande doet niet af dat van rechtswege een premie- en bijdragevordering ontstaat indien een werkgever op grond van de Wet bpf 2000 in de werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds komt te vallen en daarmee een verplichting tot aanmelding en de beginselverplichting tot premie- en bijdragebetaling krijgt. Immers, het enkele ontstaan van een dergelijke vordering, die voortvloeit uit de betalingsplicht van de werkgever, brengt niet zonder meer de opeisbaarheid daarvan op datzelfde moment met zich in een geval als het onderhavige waarin Ras c.s. het moment van opeisbaarheid constitueert aan de hand van de in het Uitvoeringsreglement en Reglement Ras opgenomen bepalingen omtrent die opeisbaarheid.

Hof Arnhem Leeuwarden 9 mei 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3886

Wet: 3:307/308 en 6:38 BW

Rubriek: civiel

 

Actuele rechtspraak 6 juni 2017:Kern is of de onderneming een electronisch reparatiebedrijf is

WERKINGSSFEER VERPLICHTSTELLING BPF. HOOFDZAAK CRITERIUM en KERN VAN ACTIVITEITEN. Verplichtstelling PMT. Kern is of de onderneming een electronisch reparatiebedrijf is. De onderneming stelt dat de meeste uren aan onderzoek en analyse worden besteed en met verwijzing naar Adimec dat dit de kern van haar onderneming is. Bpf stelt dat onderzoek bedoeld is om de reparatieactiviteit uit te voeren. Daar is hof mee eens, maar het hof overweegt tevens dat dit enkele feite onderzoek niet ondergeschikt maakt aan reparatie. Het hof komt tot het oordeel dat de kernactiviteit mede gezien de specialistische kennis daarvoor bij onderzoek ligt, mede omdat de onderneming “onweersproken” heeft gesteld dat onderzoek haar “unique sellingpoint” is en reparatie alleen geen levensvatbare activiteit is.

Hof Den haag 6 juni 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1513

 

Actuele rechtspraak 30 mei 2017: werkingssfeer bpf landbouw in relatie tot oogsten vis/kaviaar

WERKINGSSFEER BPF LANDBOUW IN RELATIE TOT OOGSTEN VIS/KAVIAAR. De vraag is of dit een dierhouderijonderneming is in de agrarische sector. De kantonrechter vond van wel, het Hof niet omdat de verplichtstelling zo uitgelegd moet worden dat het gaat om activiteiten op het land (droog) en niet in water (nat). Dat een vis een dier is maakt dit niet anders gelet op de naam van het fonds (landbouw). Uit het enkele feit dat de onderneming na toezending van premienota’s om een betalingsregeling heeft verzocht, kan niet worden afgeleid dat er een verbintenis (door erkenning) tot betaling van premies tot stand is gekomen. De vordering tot verklaring van recht dat de onderneming (ook) niet onder de cao wordt afgewezen. De vordering was ingesteld om te voorkomen dat zij op grond van de cao tot premiebetaling zou worden aangesproken. Het hof baseert de afwijzing van deze vordering op de volgende redenering: zij ziet over het hoofd dat haar vordering niet jegens BPL kan worden toegewezen. BPL is immers niet een bij die rechtsverhouding onmiddellijk betrokken persoon. [geïntimeerde] kan tot nakoming van eventuele verbintenissen uit de cao dierhouderij worden aangesproken door partijen die betrokken zijn bij die cao en/of door haar werknemers. Niet valt in te zien waarom zij belang heeft bij een verklaring voor recht jegens BPL die niet bij die cao betrokken is.

Hof Den Bosch 30 mei 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2280