Actuele rechtspraak week 26 september 2016

KLM MOCHT PROTOCOL WAARIN BIJSTORTING VOOR PENSIOEN WAS AFGESPROKEN OPZEGGEN

De rechtbank overweegt dat het Protocol geen onderdeel is van de cao, zodat de cao beperkingen van opzegging niet van toepassing is. Het Protocol mag worden opgezegd, tenzij de redelijkheid en billijkheid zich daar tegen verzet. Het belang van winstgevendheid van KLM is voorhans een voldoende grond voor opzegging.

Rechtbank Amsterdam 27 september 2016,ECLI:NL:RBAMS:2016:6084

Actuele rechtspraak week 12-19 september 2016

VERZET TEGEN LIQUIDATIE PENSIOENFONDS ONGEGROND VERKLAARD. GEEN BELANG VOOR EX DEELNEMERS EN VERENIGING PENSIOENGERECHTIGDEN.

Een deelnemer heeft tijdig verzet ingesteld tegen liquidatie pensioenfonds. Omdat de verzekeraar heeft verklaard alle eventuele vorderingen van deze persoon te zullen betalen, heeft hij geen belang meer. Ter zitting zijn andere ex-deelnemers en vereniging pensioengerechtigden tussengekomen en stellen een belang te hebben. Dat is een eigen belang waarvoor zij zelf verzet hadden moeten aantekenen. Dat de termijn daarvoor is verstreken maakt hen thans geen belanghebbende.
Rechtbank Amsterdam 8 september 2016 – =ECLI:NL:RBAMS:2016:5668
Wet: art. 2:23b Bw
 

VERPLICHT BPF VLAKGLAS. UITLEG CRITERIUM ‘IN HOOFDZAAK’ BIJ BEPALING DAT DE ONDERNEMING ZICH ‘IN HOOFDZAAK’ MET BEPAALDE WERKZAAMHEDEN MOET BEZIGHOUDEN. GEEN GERUISLOZE OVERGANG VAN VERPLICHTE DEELNEMING NAAR VRIJWILLIGE DEELNEMING

 

Dit begrip is in de verplichtstelling nader als volgt ingekaderd: in hoofdzaak, indien het aantal betrokken werknemers groter is dan het aantal werknemers dat betrokken is bij eventuele andere activiteiten van de werkgever; in geval het niet mogelijk is exact aan te geven welk aantal werknemers regelmatig betrokken is bij respectievelijk de groothandels-, glasbewerkings- of glazeniersactiviteit, zal bepalend zijn de omzet ten opzichte van de omzet in eventuele andere activiteiten van de werkgever
de kantonrechter heeft , onder toepassing van de zogenaamde cao-norm, beslist dat het bij de uitleg van het begrip ‘in hoofdzaak’ erom gaat dat de werkzaamheden die vallen onder ‘glas’ niet worden afgezet tegen alle andere gezamenlijke activiteiten van Odin (de werkgever), maar tegen iedere afzonderlijke andere activiteit. Die uitleg betwist Odin en het hof volgt dat: Het begrip ‘in hoofdzaak’ houdt naar normaal spraakgebruik in: het merendeel. Van Dale omschrijft ‘hoofdzaak’ als ‘belangrijkste, gewichtigste zaak, aangelegenheid of deel’ en plaatst het tegenover het begrip ‘bijzaak’. Dat betekent niet per definitie dat ‘in hoofdzaak’ meer dan 50% betekent, maar het vormt daartoe wel een belangrijke aanwijzing. In andere zaken waarin bepalingen als de onderhavige aan de orde zijn geweest, werd eveneens uitgegaan van een absolute en niet van een relatieve meerderheid. [..] Voorts acht het hof van belang dat een andere uitleg ertoe zou leiden dat zelfs een kleine minderheid van werkzaamheden bepalend is voor de vraag of een werkgever onder de verplichtstellingsbeschikking valt, zolang als maar vaststaat dat die kleine minderheid telkens groter is dan iedere andere kleine minderheid. Dat kan leiden tot afbakeningsproblemen met meerdere pensioenfondsen en geeft grote onzekerheden.
Hof Den Bosch 6 september 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4026
Wet; art. 2 lid 1 wet bpf 2000

Actuele rechtspraak week 5-11 september 2016

AFSTORTING PENSIOEN NA SCHEIDING DGA. GEEN PRIVÉ AANSPRAKELIJKHEID VOOR AFSTORTING, MAAR AANSPRAKELIJKHEID VOOR DE B.V. TOEPASSING REDELIJKHEID EN BILLIJKHEID

Het Hof oordeelt: dat, voor zover de rechtbank daarmee heeft geoordeeld dat
[appellant] in privé, naast Capriconus, tot afstorting verplicht is, dat oordeel in beginsel niet, althans niet zonder meer juist is. Capriconus is de (rechts-)persoon die tot afstorting moet overgaan, en [appellant] is slechts in zijn hoedanigheid van DGA van Capriconus gehouden zijn medewerking aan afstorting te verlenen (omdat hij de enige natuurlijke persoon is die dat kan doen); slechts wanneer hij door onrechtmatig handelen jegens [geïntimeerde] (volledige) afstorting vanuit Capriconus onmogelijk heeft gemaakt, kan hij in zoverre aansprakelijk zijn voor de daardoor voor [geïntimeerde] ontstane schade.
Wat betreft de redelijkheid en billijkheid overweegt Hof : Het hof is van oordeel dat, gelet op de betwisting door [geïntimeerde] , [appellanten] onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de liquide middelen niet kunnen worden vrijgemaakt of van elders kunnen worden verkregen zonder de liquiditeit van de onderneming in gevaar te brengen. Het hof betrekt daarbij in zijn oordeel dat de laatste cijfers dateren uit 2014. Het hof is eveneens met [geïntimeerde] van oordeel dat het door [appellant] in het verleden gevoerde beleid als DGA van Capriconus BV mede een rol kan spelen. De postrelationele solidariteit houdt mede in dat [appellant] bij zijn beslissingen in het verleden ook rekening had moeten houden met de belangen van [geïntimeerde] Hof Arnhem-Leeuwarden 6 september 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:7163

Zie verder: afstortingsverplichting dga

NIET VERZEKERD, GEEN AOW.

Niet aannemelijk is dat het dat overgelegde certificaat de persoon van klager. Blijkbaar is dat een andere persoon.
CRvB 26 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3193

 

GEEN PENSIOEN WANT NOG GEEN 65 JAAR, AAN EU RECHT WORDT GEEN RECHT OP PENSIOEN ONTLEEND

Na werkloosheid claimt belanghebbende pensioen, hoewel hij nog geen 65 jaar is. Beroep op EU Recht faalt. Dat geeft niet zelfstandig een recht op pensioen
Rechtbank Zeeland-West Brabant 24 augustus 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:5372

Actuele rechtspraak augustus 2016

 

VERVALLEN VOORWAARDELIJK (VPL) PENSIOEN NA ONTSLAG. GEEN RECHT OP SCHADEVERGOEDING

Minister niet gehouden de werknemer daarvoor schadevergoeding te betalen. De Raad overweegt dat de werknemers wel onvolledig maar niet onjuist is geïnformeerd over het recht op voorwaardelijk pensioen, maar niet staat vast dat hij bij volledige info een ander keuze had gemaakt, dus schade staat niet vast.
CrvB 11 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3033
Wet: artikel 62 van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie

 

OMREKENFACTOREN BIJ UITSTEL PENSIOEN. VRIJHEID BESTUUR

Volgens het pensioenreglement stelt het bestuur bij uitstel de hoogte van het pensioen op de pensioeningangsdatum vast waarbij het bestuur van het fonds de omrekenfactoren vaststelt. Het fonds stelt omrekenfactoren telkens voor de periode van een jaar vast. De deelnemer voert aan dat de omrekenfactoren geldende bij (het verzoek om) uitstel toegepast moeten blijven worden. Het hof oordeelt dat het reglement het bestuur de vrijheid geeft om de factoren voor een jaar vast te stellen en dat de uitkomst niet onaanvaardbaar is. Het argument van deelnemer dat hij te kennen heeft gegeven dat hij pas een besluit over uitstel wilde nemen nadat de hoogte van het pensioen bekend was, maakt dit volgens het hof niet anders, omdat deelnemer niet heeft gesteld dat hij bij kennis van de hoogte van het uiteindelijke pensioen een ander besluit had genomen.
Hof Amsterdam 9 augustus 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3246
Wet: 6:248 BW

 

VERHOGING AOW LEEFTIJD. GEEN INBREUK OP EIGENDOMSRECHT

Stapsgewijze verhoging van AOW-leeftijd is in het algemeen toegestaan en in het algemeen niet in strijd met het eigendomsrecht en levert geen (leeftijds)discriminatie op. Mede gezien de getroffen overgangsmaatregelen (tijdelijke regeling overbrugging) zal de verhoging van de AOW-leeftijd in het algemeen proportioneel zijn. Om van gerechtvaardigd onderscheid van de maatregel te kunnen spreken is niet een beoordeling van elk individueel geval nodig. In een concreet geval zou er wel van een schending kunnen zijn omdat er sprake is van een onevenredig zware last, maar dat kan pas vastgesteld worden bij de ingangsdatum en toekenning van de AOW. In dat geval kan tegen dat besluit tot toekenning bezwaar worden gemaakt. De mededeling in het pensioenoverzicht over toekomstige ingangsdatum geen besluit met rechtsgevolg, maar alleen een informatie
CRvB 18 juli 2016, onder meer ECLI:NL:CRVB:2016:2612 en ECLI:NL:CRVB:2016:2608 (meer specifiek over proportionaliteit) en ECLI:NL:CRVB:2016:2609 (meer specifiek over gelijke behandeling) en meer algemeen over de normen ECLI:NL:CRVB:2016:2502
Wet: 7a AOW, 1 Eerste Protocol EVRM

 

VOORWAARDELIJK PENSIOEN NA OVERGANG ONDERNEMING

Na overgang van onderneming gaan de verplichtingen van de regeling ter zake voorwaardelijke pensioenaanspraken over op de verkrijger. Het Pensioenfonds van de overdragende werkgever was met de uitvoering van de regeling belast en had daartoe een bedrag beschikbaar gesteld gekregen. Het nog niet gebruikte deel daarvan dient het fonds aan de verkrijger van de onderneming ter verder uitvoering van de regeling over te dragen.
Hof Den Haag 31 mei 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1422 (Pensioenfonds Smit/Boskalis)
Wet: 7:663 BW
[aangezien de voorwaardelijke aanspraken nog geen pensioen zijn, art. 65 Invoeringswet PW, is art. 7:664 BW niet van toepassing]

 

DGA. AFSTORTING.

Volgens het hof mag een afstorting van gelden ten behoeve van de rechten van de vrouw mag er niet toe leiden dat de pensioen B.V. haar verplichtingen jegens de directeur grootaandeelhouder niet meer kan nakomen. Bij de afstorting dient derhalve ook rekening te worden gehouden met de rechten die de man heeft. Het kan rechtens niet zo zijn dat er voor de man alleen een lege huls overblijft. De situatie is sedert het ‘afstortingsarrest’ de Hoge Raad van 2007 drastisch gewijzigd. De postrelationele solidariteit brengt mee dat het effectief in de b.v. voor pensioen beschikbare bedrag in gelijke mate te worden verdeel over ouderdomspensioen voor man en vrouw en over nabestaandenpensioen.
Hof Den Haag 23 maart 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1032

 

NIET BEWEZEN DAT VROUW HEEFT INGESTEMD MET RUIL PARTNERPENSIOEN

Het ging om de vraag of de vrouw had ingestemd met uitruil partnerpensioen, hetgeen zij ontkende en zij betwiste dat de geplaatste handtekening haar handtekening was. Een ingeschakelde schriftdeskundige heeft als oordeel gegeven dat de handtekening “met hoge waarschijnlijkheid” niet door de vrouw is geplaatst. Het Hof verwerpt het betoog van Nationale Nederlanden dat de vrouw door op hetzelfde huisadres als de man te wonen het risico heeft aanvaard dat hij een valse handtekening zet. NN dus veroordeeld tot betaling schadevergoeding (geen/te laag NP) onder bevoegdheid te verrekenen van teveel aan de man betaald OP (omdat dit vordering in nalatenschap is, waar de vrouw voor aansprakelijk is, is verrekening toegestaan)
Hof Den Haag 26 juli 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:2141