Perikelen uitvoeringsovereenkomst

 

Zomaar een aantal voorwaarden, bij de totstandkoming, verlenging/beëindiging van een uitvoeringsovereenkomst of in combinatie met een uitvoeringsreglement.

Bij de totstandkoming moet de uitvoeringsovereenkomst door beide partijen worden ondertekend.

Zodra het aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst tussen de werknemer en werkgever is aanvaard moet er onmiddellijk een schriftelijke uitvoeringsovereenkomst met een pensioenuitvoerder worden afgesloten. Zo schrijft artikel 23 lid 1 Pensioenwet voor. Daarmee worden de voor pensioen bestemde gelden veilig buiten de onderneming gebracht, totdat er niet meer wordt betaald en blijkt dat de uitvoeringsovereenkomst niet schriftelijk tot stand is gekomen. Zo was er een zaak waarbij de werkgever eerder aan de pensioenverzekeraar premies had overgemaakt. De uitvoeringsovereenkomst was echter niet schriftelijke tot stand gekomen. Voor het UWV de reden de achterstallige pensioenpremies niet over te nemen (CRvB 13 maart 2013, PJ 2013/79). De werknemers waren de dupe, het tijdelijke UWV-vangnet van maximaal één jaarpremie bleek hierdoor niet aanwezig.

Bij verlenging/beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst.

Indien een uitvoeringsovereenkomst wordt beëindigd (vaak door de pensioenuitvoerder) blijft de pensioenovereenkomst in stand, tenzij de werknemers na een weloverwogen informatietraject uitdrukkelijk afstand doen van deze pensioenovereenkomst. Daar gaan we in het volgende voorbeeld niet vanuit. De uitvoeringsovereenkomst is beëindigd en de deelnemers verwerven (tijdelijk?) ongedekt pensioenaanspraken. Dat leidt tot problemen. De oude en nieuwe uitvoeringsovereenkomst moeten (in tijd) naadloos op elkaar aansluiten. Anders speelt de werkgever voor ‘eigen beheer’ bij een collectieve pensioenregeling. Eigen beheer mocht tot 1 juli 2017 alleen voor de aan directeur – grootaandeelhouders toegezegde pensioenregeling. Eigen beheer was nooit een toegelaten uitvoerder voor een collectieve pensioenregeling (art. 18 lid 1 onderdeel c WLB 1964). Als er geen sprake is van een toegelaten pensioenuitvoerder is de volledige aanspraak belast (met als extra een revisierente van 20%). Dit soort situaties komen in de praktijk voor, denk maar aan het uitlopen van een onderhandelingstraject tussen werkgever en werknemers. De werkgever wil de beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst aangrijpen om de regeling op punten of ingrijpend te versoberen, de werknemers willen daar niet (volledig) in mee gaan en/of in ieder geval passend gecompenseerd worden. Ook kan het zijn dat er geen aanbieder meer is die de pensioenovereenkomst kan uitvoeren. Mijn advies: “begin ruim op tijd vóór de beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst aan dit eventuele wijzigingstraject”. Anders moet de werkgever blijven nakomen (afhankelijk van de situatie). Op basis van het civiele en fiscale recht.

In combinatie met een uitvoeringsreglement (een fiscale bovenmatigheid door ‘ineens’ twee regelingen al jaren naast elkaar te hebben gehad).

De pensioenovereenkomst is bij een pensioenverzekeraar ondergebracht. De werkgever blijkt in een later stadium onder de verplichtstelling van een bedrijfstakpensioenfonds te vallen. Geen dispensatie en het pensioenfonds moet met terugwerkende kracht de wet uitvoeren. Twee volwaardige regelingen naast elkaar? Dat zorgt naast alle civiele gevolgen voor een fiscale bovenmatigheid. De verzekeraar die misschien wel tegemoet wil komen kan niets, hij mag immers niet afkopen.

Zomaar wat praktijkvoorbeelden waar ik regelmatig achteraf voor wordt ingehuurd.

Dirk-Jan Plate CPC